In de sportwereld, waar overwinningen vaak in seconden worden gemeten en tegenslagen in hartzeer, kan ware vriendschap de kracht zijn die alles verandert. Voor mij was Mathieu van der Poel niet zomaar een teamgenoot of een mededinger – hij was de onwrikbare steunpilaar die naast me stond toen alles verloren leek. Bij elke blessure, elke slapeloze nacht vol pijn en elke twijfel die fluisterde dat ik misschien nooit meer terug zou komen, herinnerde hij me eraan wie ik was – en wie ik nog steeds kon worden.
Toen ik mijn dieptepunt bereikte, liep Van der Poel nooit weg. Hij trainde met me mee als de camera’s weg waren, luisterde als frustratie mijn geest vertroebelde en geloofde wanneer ik het niet kon. Zijn woorden, vaak eenvoudig maar krachtig, werden het ritme dat me door mijn herstel leidde: “Je komt er wel weer bovenop. Blijf gewoon vechten.” Dat geloof werd mijn reddingslijn en transformeerde strijd in motivatie en pijn in een doel.
En toen kwam de dag – de comeback. Staand aan de startlijn, met Van der Poels hand op mijn schouder, voelde ik iets diepers dan druk: dankbaarheid. Elke trap op het pedaal droeg een verhaal met zich mee – van vriendschap, van veerkracht, van geloof sterker dan angst. Toen ik eindelijk over de finishlijn kwam, was het niet alleen mijn overwinning. Het was de onze.
Die triomf draaide niet om medailles of krantenkoppen. Het was een bewijs van de kracht van menselijk contact – het bewijs dat achter elke grote comeback iemand schuilt die weigerde je te laten vallen. De steun van Mathieu van der Poel hielp me niet alleen om opnieuw te winnen; het herinnerde me eraan waarom ik begonnen ben – en waarom ik nooit zal stoppen.









